Het verhaal van Asha
Kwetsbaar durven zijn, vraagt moed. Zeker voor (ex) leprapatiënten die bang zijn voor discriminatie. Asha* vertelt over haar bewogen leven in Suriname en in Nederland waar ze tot voor kort niet heeft durven spreken over lepra.
Praten lucht op
Leprakolonies in Suriname
Asha’s moeder had als jong meisje lepra. In Suriname werd je destijds direct naar een leprakolonie gebracht uit angst voor besmetting. Er waren meerdere kolonies, waarvan sommige met een Christelijke achtergrond. Asha’s moeder kwam in de openbare leprakolonie Chatillon terecht en was zwanger van Asha, die na haar geboorte direct bij haar werd weg genomen om te voorkomen dat ze ook lepra zou krijgen. “Maar het was te laat. Toen ik zes was, kreeg ik een vlek op mijn dijbeen en werd ook bij mij lepra geconstateerd. Door medicijnen kon ik gelukkig genezen.”
Toen ik zes was, werd ook bij mij lepra geconstateerd. Door medicijnen kon ik gelukkig genezen.
Kwetsbare rode draad
“Als baby werd ik geadopteerd. Net als mijn biologische moeder, hebben ook allebei mijn adoptieouders lepra gehad. Ik kwam als een godsgeschenk, want ze hadden al drie kinderen verloren. Leprakolonie Chatillon was de verbinding. Want ook mijn adoptievader had daar gewoond. Hij was daar een soort vader voor veel jongeren en kende ook mijn biologische moeder goed. Toen mijn oma hem later vroeg mij te adopteren, hoefde hij niet lang na te denken. Hij wist als geen ander hoe erg lepra was en ik werd liefdevol opgenomen. Lepra is een rode draad in mijn leven”
In Nederland zweeg ik over lepra, uit angst dat mensen mij zouden laten vallen
Vluchten
Het waren roerige tijden voordat de revolutie (25 februari 1980) begon. Uit veiligheidsoverwegingen werd Asha al op achttienjarige leeftijd naar Nederland gestuurd. Haar adoptieouders kregen opnieuw lepra en zijn haar later gevolgd. “Ik heb mijn ouders nog jarenlang verzorgd. Mijn vader heeft in de Bruynzeelfabriek gewerkt en houtsplinters veroorzaakten wondjes en infecties. Door zijn aangetaste zenuwen voelde hij dit niet waardoor een aantal vingers zijn geamputeerd.”
Een taboe in Nederland
“Ook in Nederland zweeg ik over lepra. Het is een taboe in de Surinaamse gemeenschap. Als ik een vriendje had durfde ik hem niet mee naar huis te nemen. Want als hij zou zien dat mijn ouders lepra hadden gehad, zou ik hem nooit meer terug zien. Uit angst voor besmetting. Door roddels heeft mijn man me verlaten. Ze vertelden hem dat ik lepra had gehad en hij vond het erg dat ik dit had verzwegen. Ik ben zelfs verhuisd om een nieuwe start te maken. Nu is de tijd gekomen om er over te praten. Ik wil rust en praten lucht op.
Met dank aan Henk Menke die de foto’s uit de Krommenhoek Collectie beschikbaar heeft gesteld.
Meer lezen over de ervaringen van Surinaamse leprapatiënten?
De Leprastichting heeft meegewerkt aan twee boeken met veel indringende verhalen van Surinaamse (ex) leprapatiënten.
De tenen van de leguaan
Lepra is een dramatisch deel van het cultureel erfgoed van Suriname en heeft net als slavernij onuitwisbare sporen nagelaten. In het boek zoeken de auteurs/editors (Henk Menke, Toine Pieters, Melinda Reyme en Jack Menke) antwoord op vragen als, hoe denken leprapatiënten zelf over de aard van deze tragedie, hoe gaan ze ermee om en waarom is het belangrijk om te luisteren naar hun verhalen?
ISBN: 9789460225130
Gwasi Siki
Gwasi Siki van Paul Spapens vertelt het levensverhaal van vijftien Surinaamse mensen die lepra hebben gehad. De boeiend geschreven levensverhalen van deze krachtige persoonlijkheden zijn zowel interessant voor Surinamers als voor Nederlanders – de verhalen spelen af in Suriname, maar ze zijn doorspekt met talloze Nederlandse ingrediënten: taal, cultuur, religie en bestuur. In Gwasi Siki brengen ex-leprapatiënten beide gemeenschappen dicht bij elkaar.
ISBN 9789460320163